naar Botho Strauss
JE KOMT OP EN JE GAAT AF
ALLEEN.
Je valt middenin een repetitieproces van een kersvers theatercollectief dat noodgedwongen in quarantaine een voorstelling maakt waar niemand van weet of die ooit door publiek gezien gaat worden maar er is minstens één acteur die denkt dat deze voorstelling zijn of haar grote doorbraak gaat zijn. In Groot en Klein dus.
Iedereen is op zoek naar contact en liefde. Ook Lotte in Groot en Klein. Zij doet dat anders dan de rest. Ze komt ongevraagd binnen, bemoeit zich met alles wat ze ziet. Houdt zich niet aan de regels van de maatschappij, de groep en het gezelschap. Wordt afgewezen, genegeerd.
Lotte doolt door het leven. Ze wil meedoen.
Alles is heel simpel: niets lukt.
De tijd vergaat maar niet zoals het zou moeten.
Het einde zit in het begin.
Wie is er gek?
De buitenstaander of zijn het de anderen?
Is het de rest die in waan verkeert?
Iedereen is een Lotte. De rest is Iedereen.